VOORWOORD
Deze brochure wordt uitgegeven bij gelegenheid van het onthullen van het gildemonument in plan Overburght. Dit monument werd mede mogelijk gemaakt door Gemeente Geldrop-Mierlo, VOF Overburght, Kuhn Geldrop, gebroeders Houben, Th. Bossers, Rabobank en vele kleinere sponsors.
De reden om deze brochure uit te geven, is om mensen een leidraad te geven in wat een gilde in het algemeen, en ons Sint Catharina en Barbara Gilde Geldrop in het bijzonder, nou eigenlijk is.
Er wordt geen compleet beeld gegeven van alle aspecten van ons gilde: daarvoor is meedoen en ervaring de beste leerweg. Het is slechts bedoeld als aanzet om zich in te leven in het gildewezen.
Tot slot hoopt de redactie dat sceptici na het lezen van deze uitgave hun vooroordelen over de gilden enigszins laten varen en tot de conclusie zullen komen dat men trots kan zijn om gildebroeder te zijn.
Hoe dan ook, wij wensen iedereen veel plezier bij het lezen van deze brochure.
De redactie
September 2011
INHOUD
1. Geschiedenis van gilden in het algemeen
2. Organisatiestructuur van gilden in Noord-Brabant
3. Het Sint Catharina en Barbara Gilde., Geldrop
4. Bezittingen: zilver, vaandels, sjerpen, boeken, beelden in de kerk, koningsvogel, enz.
5. Patroonheiligen
6. Contactblad CatharinaVenster
7. Functies binnen het gilde
8. Ceremoniële handelingen
9. Activiteiten, zoals geweerschieten, trommelen, vendelen
10. Evenementen, zoals ledenvergaderingen, dodenherdenking, kringgildedag, teerdag (kermis), varken schieten, bedevaart naar Handel, vriendschapsband met het Sint Jansgilde uit Soerendonk, schieten om het schild met de vier gilden uit de gemeente
11. Tradities
12. Tienuske Trom
13. Huidige sociale status en toekomst van ons gilde
14. Wat is wat in vogelvlucht (betekenis van woorden)
bijlage
15. Bodemvondsten
- GESCHIEDENIS VAN GILDEN IN HET ALGEMEEN
Wie Noord-Brabant bezoekt, komt er vroeg of laat mee in aanraking: op een zonnige zomerdag of bij een officiële gelegenheid waar iemand iets te vieren heeft. Plotseling is het daar: tromgeroffel. En vanuit de verte verschijnen dan vanzelf de veroorzakers.
Een schuttersgilde: een groep mannen, met soms vrouwen erbij, in zwierige uniformen of kostuums. Met trommen, een vaandel, vendels, kruisbogen of geweren. Met soms een man of vrouw die een patroonheilige uitbeeldt. Het geheel wordt wellicht voorafgegaan door een ruiter fier te paard: de standaardruiter die de weg baant voor zijn gilde.
Ruim tweehonderd schuttersgilden telt Noord-Brabant. Schuttersgilden zijn uiteenlopend samengesteld. Er zijn grote en kleine gilden, met veel of weinig muziek, met veel of weinig jeugd: geen enkel gilde is hetzelfde. Ieder gilde heeft zijn eigen tradities, zijn eigen gebruiken, eigen benamingen voor functionarissen. Een grote verscheidenheid, maar toch is er die eenheid, in het streven naar het bewaren van de oude tradities en de waarden waar die voor staan. Een eenheid die zich uit in een gezamenlijke geschiedenis, want geschiedenis hebben alle schuttersgilden.
‘Ghilde’ is afgeleid van betalen, schuldig zijn, het afstand doen van eigendom, maar ook genootschap en maaltijd. Met de term ’gilde’ wordt een organisatievorm aangeduid die in West-Europa in de Middeleeuwen ontstond.
Er bestonden toen grofweg drie soorten broederschappen: de religieuze broederschappen, de ambachts- en koopliedengilden en de schuttersgilden.
De religieuze broederschappen hadden als doelstellingen: ofwel het bevorderen van een meer volmaakt christelijk leven, ofwel het beoefenen van bepaalde liefdewerken, ofwel de opluistering van de openbare eredienst: bijvoorbeeld door in de processie hun verenigingskleding en eigen vaandel te dragen. Alle leden moesten ingeschreven worden in een register. De vrouwelijke leden mochten overigens uitsluitend deelhebben aan de aflaten en andere geestelijke gunsten die aan de broederschap verbonden waren. Ze mochten dus niet de processie mee opluisteren. Een belangrijke geestelijke gunst was de op kosten van het broederschap gehouden begrafenismis. Om als broederschap erkend te worden, moest zij door de bisschop goedgekeurd zijn, had zij een geestelijk directeur en was verbonden aan een kerk.
De ambachtsgilden en koopliedengilden waren verenigingen van burgers met hetzelfde beroep. Wie er geen lid van was, mocht dat beroep niet uitoefenen. Het gilde kwam op voor de gemeenschappelijke economische belangen van zijn leden, maar had ook een sociale functie. Gildeleden ontvingen bij langdurige ziekte of bij ouderdom een uitkering uit het gildefonds of ‘de bus’. Ook de begrafenis van een gildebroeder vond op kosten van het gilde plaats. Economisch houdt in kwaliteitsbewaking : ze hadden een opleidingsstelsel (leerling – gezel – meester). In principe was het alleen opengesteld voor mannen: maar bij de dood van een meester mocht zijn echtgenote het bedrijf overnemen.
De schutterijen of schuttersgilden hadden een militairdefensieve taak voor de opkomende steden. Schutten betekent overigens niet schieten: maar beschutten, beschermen of verdedigen. De oudste schuttersgilden hanteerden de voet-, kruis- of handboog, later kwamen de haakbussen of geweren. Van deze laatste groep zijn de huidige schutterijen de voortzetting.
De kooplieden- en ambachtsgilden zijn geheel verdwenen tijdens de Franse revolutie. Kerkelijke broederschappen zijn er nog nauwelijks: een uitzondering op deze regel is de Onze Lieve Vrouwe Broederschap in ’s-Hertogenbosch. In de loop van de vorige eeuw kwamen de schuttersgilden steeds verder tot verval, werden vele opgeheven en verdwenen gilde-eigendommen door slecht beheer en werden simpelweg verkwanseld. Archieven werden slordig bijgehouden of gingen verloren. Bij dit alles speelde het sociale verzekeringswezen een steeds grotere rol zodat de verplichting van gildebroeders tot ‘zorgen voor’ werd verloren. De schuttersgilden zijn echter op veel plaatsen blijven bestaan. Hun karakter als defensieve organisatie hebben ze verloren, maar ze zijn de wapens toch blijven hanteren als liefhebberij. Nog tot het einde van de achttiende eeuw werden schuttersgilden opgericht. Deze pasten zich geheel aan het karakter van de oudere gilden aan.
In de laatste 25-30 jaar zijn veel oude gilden heropgericht en zijn er nu ongeveer 150 gilden actief. Veel gilde-eigendommen werden weer bijeengebracht en gerestaureerd: historisch onderzoek heeft de publieke belangstelling weer aangewakkerd. Het algemeen verval van de schuttersgilden is een halt toegeroepen. Ook de idealen van dienstbaarheid aan kerkelijke en wereldlijke gemeenschap zijn gebleven, maar uiteraard aangepast aan de huidige tijd. Bij openbare feesten en officiële gelegenheden zijn de gilden present. Met een aantal kloostergemeenschappen zijn de schuttersgilden onze oudste nog levende georganiseerde cultuurvormen uit vroeger tijden, die hun oorspronkelijke opzet hebben bewaard.
2. ORGANISATIESTRUCTUUR VAN GILDEN IN NOORD-BRABANT
75 JAAR FEDERATIE VAN DE BRABANTSE SCHUTTERSGILDEN
Als we het voorgaande hebben gelezen, kan gesteld worden dat we weten wat onze gilden zijn en waren. Zo’n vijfenzeventig jaar geleden leefden zij voort, in eenvoud en om oude tradities zo goed mogelijk te handhaven. Het waren er in die tijd niet zo veel. De meeste gilden sliepen min of meer. Men ging ter kerk, men begroef een overledene, men teerde, men verkocht eigendommen, het één na het ander. Gildefeesten waren schaars, maar áls ze er waren, dan beleefde de toevallige belangstellende een schouwspel, waarvan hij niet had kunnen dromen. Hij werd geïmponeerd door de standaardrijders op hun zware boerenpaarden gezeten, door de mannen die veel zilver droegen of door prachtige vaandels, of door mannen die in een uiterst langzaam tempo op grote trommen sloegen. Die werden gevolgd door de gildebroeders die zich hadden gesierd met sjerpen en door de meest uitzonderlijke hoofddeksels, veelal versierd met veren en pluimen van alle soorten, kleuren en vormen. Deze gilden leefden voort, zoals de voorvaderen dat gedurende eeuwen hadden gedaan, rustig, zonder pretenties, maar helaas ook met het grote gevaar dat niettegenstaande hun vasthoudendheid toch het ene na het andere gilde verdween. In die jaren waren er gelukkig mannen die zich het lot van het gilde zouden aantrekken.
HOE KWAMEN DE KRINGEN EN DE FEDERATIE TOT STAND?
Op 15 december 1934 kwamen enkele heren met twee gilden in de Korenbeurs te Eindhoven bij elkaar om over de oprichting van een gildebond te spreken. Naar het voorbeeld van de Bond van Schuttersgilden in het land van Cuijk werd op 19 januari 1935 de Bond van Schuttersgilden in Kempenland definitief opgericht. De bond zal een kring vormen van de later op te richten Provinciale Bond. Jhr. Van Rijckevorsel leidde de vergadering en staande de vergadering traden er gilden toe.
Op 23 januari wenste de toenmalige minister van defensie mr.dr.L.N.Deckers de bond een groeiende belangstelling toe. Er volgen verschillende propagandavergaderingen in Eindhoven en Tongelre, waar het eerste contact werd gelegd voor de vorming van de Kring Kwartier van Oirschot. Er sloten wederom gilden bij de kring aan en andere werden heropgericht. Het doel van de bond: voorkoming van verlies van gildewaarden; instanties van voorlichting oprichten; instanties van beroep; wering van misbruiken; het verlevendigen van de gildegeest; het organiseren van gildedagen en het vaststellen van prijstitels.
Op 15 juni vond de oprichting van de Kring Peelland plaats. In dat jaar zijn alle aangesloten gilden opgetrokken naar ’s-Hertogenbosch om het 7de eeuwfeest van de stad te vieren. In dat jaar vonden er heel veel bijeenkomsten plaats: maar heel belangrijk: op 7 december werd in Gemert de Federatie van Schuttersgilden in Nederland opgericht, die tegenwoordig 206 gilden telt. De eerste federatieve gildedag vond plaats in het Land van Cuijk op 21 mei 1936 te Boxmeer, waarbij vijftig gilden aanwezig waren.
De eerste kringdag van Kring Kempenland (waartoe inmiddels 21 gilden behoorden) slaagde op uitstekende wijze. Deze kringdag werd georganiseerd door het St. Martinusgilde uit Luijksgestel in 1935.
Op 16 januari 1937 werd de definitieve naam van de federatie: Noordbrabantse Federatie van Schuttersgilden.
In 1938 was het ledental van de federatie tot bijna honderd gestegen. Door de tweede wereldoorlog werden alle activiteiten opgeschort. Direct na de bevrijding werden de gilden weer actief, maar de vaart was er uit en men besloot na een aantal jaren een porderscommissie op te richten met het doel de slapende en zwakke gilden bij te staan en te activeren. Ons gildelid en vendelier Noud Jansen trad in 1970 tot deze commissie toe. De overige leden van die commissie waren Herman Voetman sr., Johan Oomen, Frans Bax, Ad Kakebeeke, Karel Vermeeren en Prince.
Hierna is het ledenaantal in stijgende lijn gegaan met het resultaat dat we in onze kring nu 52 gilden hebben.
3. HET SINT CATHARINA EN BARBARA GILDE GELDROP
Het is in het algemeen moeilijk te zeggen hoe oud een gilde precies is. De ouderdom vaststellen kan slechts bij benadering, bijvoorbeeld als er in de archieven gegevens te vinden zijn over de oprichting van een altaar, over schenking van goederen of over conflicten. De directe oprichtingsstukken zijn heel zeldzaam.
De weinige nog aanwezige papieren, die enig licht op de oude tijd werpen, zijn:
- Een klein boekje in slap perkamenten kaft: “Hier volgen de jaerlycken inkomste voor de gulde van Sinte Catrina”; van omstreeks 1720 af. Een kladboekje, waarin de gewone jaarlijkse posten, verkoop van trom, e.d..
- Een gezegeld stuk betreffende de verkoop van zeker perceel land aan Sint Catalyne gilde, in 1722.
- Een boekje in slap perkamenten kaft, beginnend “ten vierden”, dus zonder de eerste bladzijde(n). Aantekenboek van ingekomen renten en pachten, van omstreeks 1735 af. “Den 26sten Juli 1786 is de trom uitbesteed; moet worden onderhouden ‘in vel en snaaren’, terwijl de aannemer zal ‘voordeelen genieten die trom eygen zijn als naamentlijk zoo meenigmaal als een coningsvogel geschooten zal worden van ider teergast een halve schelling ook van ider guldebroeder die onder guld komt een halve schelling. Volgen eenige uitgaven in 1782 en daaromtrent gedaan. Verhuring, in 1792, van “’t gulde velt genaempt den Raeskop”, voor 6 j. (huurprijs f 15.0.0). Deze aantekeningen lopen door tot een eind in de 19de
- Een langwerpig boekje in slap perkamenten kaft van omstreeks 1790 af tot enige jaren na 1800. Ook een kladboek, met ontvangsten, pachten, diverse uitgaven: 5 september 1800 nieuwe tromkoorden, de 7e “aen den tamboer betaalt voor naar Hees te gaan om een pluym te haalen voor den capiteyn 0.4.0”, enz..
- Een kaftloos opschrijfboekje: verkoop van het schaarhout in 1867 en lijst van leden, die in het zelfde jaar meegeteerd hebben.
- Een stuk zegel van 1746, met verkoopcondities gedateerd 1760 en verslag van den afloop.
Een jaar of tijd van oprichting blijkt uit dit alles niet.
Wij gaan ervan uit dat het gilde omstreeks 1475 is opgericht. We weten namelijk dat er in de archieven van het bisdom Luik in 1497 sprake is van een altaar van Maria, Catharina en Barbara in de kerk van Geldrop in het nieuwe koor.
Het 300-jarig bestaan van het Sint Catharina en Barbara Gilde Geldrop werd in 1894 groots gevierd. Het is werkelijk iets bijzonders geweest. Van de 43 gilden die hadden ingeschreven zijn er 37 gekomen.
Dat de medaille in de belangstelling stond blijkt uit vrijwel elk artikel dat we in de Meierijsche Courant over dit feest en de voorbereidingen daarvan vonden.
Eén van deze artikelen luidde:
Geldrop, 4 juli 1894.
“Prachtig zijn de medailles, die beschikbaar zijn gesteld voor den grooten wedstrijd, die hier, zoals bereids gemeld is, eerstdaags gegeven wordt, ware juweeltjes vervaardigd in het atelier van de heer Begeer te Utrecht. Het gilde van de H.H. Catharina en Barbara – alles doet het voorzien – zal hier op zijn jubeldag een feest geven zoo luisterrijk en schitterend als men ooit op dit gebied gezien heeft. De drie harmoniën zullen ter opluistering medewerken, waaronder de Koninklijke Harmonie Appollo’s Lust van Eindhoven, welke des namiddags een groot concert zal te genieten geven. De medailles zijn te bezichtigen in het koffiehuis van de heer van Gaal”.
Dit koffiehuis is het stamcafé van het gilde.
De 1ste prijs werd gehaald door Nimrod uit Aarle-Rixtel. Deze prijs was een massief gouden medaille ter waarde van f 80,-. De 2de prijs was voor de schutterij Verenigde Schuttersvrienden Sint Nicolaas en Sint Antonius uit Budel. Het Sint Jorisgilde te Zesgehuchten behaalde de 3de prijs, te weten een verguld zilveren medaille.
Uit het dagboek van de nachtwacht (gepubliceerd in het “Nieuws- en advertentieblad van Geldrop en omstreken” d.d. 14 maart 1941):
“15 juli 1894 lezen we bij de klepperman: “Gilde St. Katharina en Barbara vierde 300 jarig bestaan ong. 40 vreemde vereenigingen waren opgekomen”. Of het nu precies 300 jaar was wist men in die dagen niet, maar men wilde in ieder geval een feest. En burgemeester Terborgh, die voor alle gevallen raad wist, stelde voor om dan een eeuwfeest te vieren. En omdat men den tel toch kwijt was, moest men het getal maar ruim genoeg nemen en er 450 van maken. Wat er ook van zij, het Gilde vierde haar 300 jarig bestaan en het was een prachtig feest. Er werd een penning geslagen, die een goudwaarde had van f 80,- en die werd meegenomen door Aarle-Rixtel. De Stafmuziek uit Breda luisterde het feest op en kreeg daarvoor f 300.- uitbetaald. Maar “de Schut” kon dat gemakkelijk betalen. Met de kermis werden alle Schutsbroeders getracteerd op 3 bonnen waarop men 3 liter bier kon krijgen. Eigen bier: Schut’s bier. Waar nu de Cooperatie is, was het Gildehuis met doel en kegelbaan. Met vrouw en kinderen dronk men daar zijn bier met als afwisseling of versteviging van de maag een hard ei of een scharretje.”
Vermoedelijk is het Sint Catharina en Barbara Gilde Geldrop een kerkelijk gilde geweest, dat later een schuttersgilde is geworden.
Wat was in die tijd de doelstelling van het gilde? Duidelijkheid hierover geeft het opgetekende in 1736: “In Geldrop zijn twee compagnieën of broederschappen die enige voorrechten hebben. Deze compagnieën zijn gehouden om in geval van nood op het eerste bevel van de Heer of derselvs Drost, in de wapenen te verschijnen.” Duidelijk is dat deze taken door anderen zijn overgenomen, waardoor het gilde ook van doelstelling is veranderd.
Na verloop van tijd werd het gilde welvarend en belegde in grond en huizen in Geldrop. Er wordt melding gemaakt van een aanbesteding voor de bouw van vier woningen aan de Dwarsstraat te Geldrop voor rekening van het Sint Catharina en Barbara Gilde. Het werk werd aan de laagste inschrijver gegund (een bedrag van 11.896,- gulden!) Men deed ook aan armoedebestrijding. Maar in de tijden dat de economie in Brabant minder floreerde, ging ook het gilde daarin mee. Grond, huizen en zilver verdwenen, maar het gilde bleef bestaan.
Gildebroeders moesten een wapen bezitten en oefenen in het gebruik daarvan. Vandaar dat gilden eeuwenlang mannengemeenschappen zijn geweest. Ook nu nog kennen veel gilden het lidmaatschap voor vrouwen niet, alhoewel iedere gildebroeder zal erkennen dat vrouwen in het gilde een niet te verwaarlozen en gerespecteerde inbreng en positie hebben en zeker in het verleden ook hadden. Ook bij ons gilde kunnen vrouwen geen lid worden! Ons gilde telt momenteel (2011) 32 leden. Leeftijdsopbouw: 1924 – 1984 (Ad van Bree – Eelco Kingma). Er zijn nauwelijks familiaire banden (Van de Boom, Van de Velden, Verhoeven).
De gilden beschikten meestal over een eigen gildehuis. Zo ook ons gilde. Ons gildehuis is door gildebroeders steen voor steen zelf gebouwd, na een actie die voor de nodige financiën moest zorgen. Het is gelegen aan de Strabrechtseheideweg, naast manege Meulendijks op grond die door Martien Meulendijks aan het gilde geschonken is. Officieel is het tegenwoordig grondgebied van de gemeente Heeze.
GILDEBOOM
In ons gildehuis is een zogenaamde gildeboom. Het doel van de gildeboom is op de eerste plaats een versiering aan de wand van het gebouw. Daarnaast een hommage aan de sponsors, die het mogelijk maakten om het nieuwe onderkomen te realiseren.
STATUTEN EN HUISHOUDELIJK REGLEMENT
Ons gilde heeft haar statuten notarieel (1935) vast laten leggen. In deze statuten staat o.a. wat de doelstelling van het gilde is. Verder bevat het een aantal omschrijvingen van begrippen en regels waaraan de gildebroeders en gildezusters zich dienen te houden.
Om de zaken werkbaarder te houden is er ook een huishoudelijk reglement ingevoerd. Dit is niet notarieel vastgelegd en kan dus eenvoudiger en zonder extra kosten worden aangepast. Wijziging hiervan kan door het gilde zelf gebeuren maar wel onder goedkeuring van de leden.
De regels die in het huishoudelijk reglement staan, zijn echter niet minder strikt. Ook deze regels dienen te worden nageleefd. Een van de zaken die bijvoorbeeld in het huishoudelijk reglement zijn vastgelegd, zijn de regels met betrekking tot de gildezusters. Elk nieuw lid krijgt een exemplaar van dit huishoudelijk reglement. Daarmee mag dus verondersteld worden dat elk lid op de hoogte is van zijn rechten en plichten.
Er zijn ook de zogeheten “Ongeschreven regels” voor gildebroeders en hun partners. Onderstaand vermelden wij de gebruiken die er binnen het gilde zoal leven zonder de intentie te hebben volledig te zijn.
Specifiek voor de dames:
- De gildebroeders krijgen een jaarprogramma en dit geldt ook voor hun partners.
- Behoudens bij het vlag opzetten en strijken lopen de partners niet in de officiële stoet mee, maar volgen de stoet.
- Bij bijzondere gelegenheden wordt er door de dames eventueel een apart cadeau verzorgd. Eventuele bijdrage aan dat cadeau zal door de dames zelf verzorgd worden.
- Bij de geboorte van het eerste kind komt een delegatie van de overheid met de “Krommen errum”.
Algemeen:
- Kleding:
- Groot uniform betekent een zwart pak met grijs zwart gestreepte broek, zwarte hoge hoed, sjerp, zwarte schoenen en sokken, witte zakdoek, witte sjaal en eventueel een zwarte paraplu. De gedoopte gildebroeders dragen hierbij nog het schild.
- Het groot uniform moet men zelf verwerven. Eventueel kan men bij de overheid inlichtingen inwinnen.
- De sjerp, witte sjaal en de stropdas worden door het gilde verstrekt en blijven ook het eigendom van het gilde.
- Klein uniform betekent informele kleding en voor gedoopte gildebroeders tevens het schild. Als er op de uitnodiging niet staat in groot uniform dan is het altijd klein uniform.
Dopen nieuwe leden:
- Tijdens het dopen moet de rechterhand aan het hoofdvaandel gehouden worden en zeven x 5 eurocent muntstukken aan de tamboer betaald worden. Hierna wordt men met bier voor het leven gedoopt tot gildebroeder, waarna het schild wordt om gehangen.
- Het schild is door het gilde betaald maar om dit in eigendom te krijgen en te mogen voorzien van de eigen naam en jaartal, moet de helft van het aankoopbedrag van een nieuw schild binnen het eerste jaar aan het gilde terug betaald worden.
Consumpties:
- Tijdens de kermis is het vrij drinken voor de gildebroeders en hun partners, op de Gildehoek voor iedereen en het drinktempo wordt bepaald door de overheid.
- Bij andere gelegenheden krijgt men soms een aantal consumptiebonnen.
- Men moet op de aangegeven tijd aanwezig zijn.
- Als er buiten Geldrop een evenement is, moet het carpoolen onderling geregeld kunnen worden.
- Opstelling tijdens het gaan wordt door de kapitein aangegeven maar is meestal als volgt:
Eerst tamboers, vaandrig, koning en koningin, keizer en onderkoning, zilverdragers, gildebroeders, vendeliers. Het is de bedoeling dat de stoet altijd gesloten is d.w.z. bij een oneven aantal gildebroeders moeten achteraan drie gildebroeders naast elkaar lopen.
- Tijdens het gaan, moet men zoveel mogelijk in de pas blijven, niet praten en men mag niet roken.
- De gildebroeders worden verzocht mee te helpen met het laden en met de administratie tijdens schietwedstrijden.
- Prijsjes zijn altijd welkom maar bij de naamdag is dit een traditie (prijsjes is een ruim begrip. Dit mag van alles zijn: gebakken cake tot zelf gemaakt aardewerk).
- Bij recepties wordt het cadeau door het gilde verzorgd mits anders vermeld. Het staat iedereen vrij als er een speciale band is een cadeau mee te nemen.
- Het oorspronkelijke gildehuis is Café van Leeuwen en de Gildehoek is ons onderkomen met schietterrein bij manege Meulendijks.
- Gildebroeders geven nooit een rondje aan het totale gilde. Gildebroeders die dit wel willen doen, kunnen dit regelen met de overheid.
- Kennissen meebrengen is na overleg met een overheidslid toegestaan. Hen wordt verzocht een bijdrage in het “Gleufke” (offerblok welke op de bar staat) te doen.
- Het schieten op de eerste zondag van de maand is geheel vrijwillig.
- Tijdens het schieten is het verboden zich achter de oplegpalen te bevinden.
- Niet getrouwde en nog thuiswonende kinderen van een gildebroeder mogen bij de meeste evenementen aanwezig zijn.
- Eventuele onderlinge wedstrijden (tijdens de kermis, naamdag, eerste zondag) kunnen worden gehouden na afstemming met de overheid en het betalen van de kogeltjes.
- Kaarten is alleen mogelijk nadat de kapitein hiervoor toestemming heeft gegeven.
- Functie kapitein: De kapitein regelt de goede gang van zaken tijdens officiële gelegenheden. Mocht de kapitein verhinderd zijn dan zal de reserve kapitein aantreden.
- Het huishoudelijk reglement is te allen tijde van kracht en waar het huishoudelijk reglement niet in voorziet beslist de overheid.
- Contributie voor aspirantleden en gedoopte leden bedraagt € 75,- per jaar, te voldoen in de maand januari.
4. BEZITTINGEN
Buiten het zilver van de koningen en keizers zijn er een kleine honderd zilveren schilden die onderverdeeld zijn in herinneringsschilden en prijzenschilden. In ons gilde worden geen bekers als prijs uitgereikt, behalve de damestrofee.
Ook zijn er de kapiteinsstok, voorzien van de uitbeelding van Sint Catharina en Sint Barbara en een verzilverde doopbeker, bestemd om de gildebroeders te dopen. Ons gilde beschikt buiten het vaandel dat in gebruik is, over nog twee vaandels die zijn voorgegaan aan het huidige. Het gilde heeft een veertigtal boeken en boekjes in bezit die merendeels over het gilde gaan. Ook in het bezit van het gilde zijn een uit hout gesneden beeld van Sint Catharina, twee beelden die Catharina en Barbara voorstellen en gepolychromeerd.
Verder een aantal schilderijen en ingelijste prenten en de Geldropse icoon, vervaardigd door Piet Bakermans. Een gebeeldhouwd drieluik met in het midden uit hout gesneden Sint Catharina en Sint Barbara en aan de zijkanten de ledenlijst, vervaardigd en geschonken door Jacques van Laarhoven.
Daarnaast is het gilde in het bezit van een gildetrom met daarop een afbeelding van hun patroonheiligen die dateert uit de 17de eeuw. Er is nog een aantal sjerpen oude stijl. Een patronesseplaat. Catharina en Barbara uit 1802. Waarschijnlijk is deze plaat vervaardigd uit de schilden van vóór 1700.
Onze koningsvogel stamt uit de eerste helft van de 16de eeuw. Een grote holle vogel zonder enig merk, met op de kop een kroon en op de borst twee in elkaar draaiende raderen (Catharina). Aan de snavel hangend, een zilveren plaatje, eveneens zonder merk, met gegraveerde toren van Sint Barbara, krans en de tekst * DIE * SCVTTERY * V * B * DESSCAKEL * HORT * TOE * TOT * GELDEROP.
In 1888 werd de gedeeltelijk ingestorte toren van de Brigidakerk in Geldrop opgeblazen. Het middenschip was al eerder ingestort en er moest dus een nieuwe kerk worden gebouwd. Er werd een noodkerk gebouwd zodat men toch naar de kerk kon gaan. De van Groot Braakhuizen afkomstige Jan van Bree, handelaar in textiel, kocht een altaar en twee stoelen. Op twee kruiwagens naast elkaar hebben ze het altaar naar Braakhuizen gebracht, waar het in zijn winkel dienst deed als toonbank. Jaren later werd het door zijn zoon Jo gebruikt als werkbank voor het repareren van klokken. Jo vond dat het altaar een goede bestemming moest krijgen en heeft het aangeboden aan het gilde. Bij nader onderzoek blijkt dat het altaar niet van rond 1880 was maar een eeuw eerder was vervaardigd. Het wordt nu gebruikt als altaar tijdens de H. mis op de naamdag in het gildehuis.
5. PATROONHEILIGEN
De patroonheiligen van ons gilde zijn de H. Catharina en de H. Barbara. De H. Catharina van Alexandrië leefde in de 4de eeuw. Over haar juiste naam, afkomst, naam enz. lopen de meningen sterk uiteen. Volgens de legende was Catharina een voorname, geleerde jonkvrouw uit Alexandrië, die 18 jaar oud het christelijk geloof op zo’n heldere en overtuigende wijze verdedigde tegen vijftig heidense wijsgeren, die door keizer Maxentius bijeen geroepen waren om haar strikvragen te stellen, dat allen zich bekeerden en nog vóór Catharina de marteldood ondergingen op de brandstapel. Zijzelf zou gefolterd worden op een rad met scherpe punten, maar op haar gebed brak het foltertuig en zij werd onthoofd. Engelen brachten haar lichaam naar de berg Sinaï, waar het begraven werd. Ze is de patrones van de maagden en de filosofen en wordt afgebeeld met zwaard, boek en het gebroken rad. Rond 800 ontdekte men haar graf, dat weldra een zeer drukbezochte bedevaartplaats werd. Tot bescherming van haar graf en de vrome pelgrims die dit kwamen bezoeken, ontstond er zelfs een ridderorde van de H. Catharina. De H. Barbara overleed in 306. Volgens de legende werd ze geboren in Nicodemië. Toen ze opgesloten werd in een toren bekeerde ze zich tot het christelijk geloof. Ze werd door haar vader uitgeleverd en stierf onder Maximinus Daza de marteldood. Maar haar vader werd op de plaats zelf door de bliksem getroffen. Barbara wordt op de eerste plaats aangeroepen als beschermster tegen een plotselinge dood. Ze is patrones van verschillende zeer gevaarlijke beroepen, zoals van de artilleristen,de kolveniers en de mijnwerkers. Ze wordt afgebeeld als een jonge vrouw met een kroon of krans op het hoofd, in de hand doorgaans een palmtak, een zwaard en een boek. Haar voornaamste attribuut is echter de toren waarin zij gevangen gezet zou zijn. De drie ramen daarin getuigen van de belijdenis van haar geloof in de H. Drie-eenheid. Omdat men haar aanroept als patrones voor een zalige dood, draagt zij soms een kelk en hostie in de hand.
6. CONTACTBLAD CATHARINAVENSTER
In 1999 ontstond het idee om een blad uit te geven dat in hoofdzaak was bedoeld ter voorbereiding van de kringgildedag in 2001 en waarin alle wetenswaardigheden van het gilde vermeld zouden worden. Na de kringgildedag is het blad voortgezet en moet nu meer gezien worden als een stukje geschiedschrijving van de belevenissen van het gilde. Het is een blad geworden van, voor en door het gilde.
7. FUNCTIES BINNEN ONS GILDE
De overheid is een andere naam voor het bestuur en wordt gevormd door de deken hoofdman, de deken schrijver, de deken schatbewaarder, de deken wapenbeheerder en enkele leden.
De deken hoofdman is de voorzitter van het gilde.
De deken schrijver zorgt dat alle zaken die zich binnen het gilde afspelen, ordelijk op papier worden gezet. Hij is dus de secretaris.
De deken schatbewaarder beheert de financiën, de penningmeester dus.
De deken wapenbeheerder beheert de wapens.
Ons gilde heeft ook een beschermvrouwe, een kapitein, een keizer, een koning, een onderkoning, tamboers en een vaandrig.
De beschermvrouwe is volgens Van Dale iemand onder wier hoede de belangen van een vereniging worden gesteld. Tussen haakjes wordt vermeld dat het slechts om een eretitel gaat. Bij ons gilde klopt dat ook wel. Sinds 2008 is onze beschermvrouwe de burgemeester van Geldrop, te weten mevr. Rianne Donders – De Leest. De ‘e’ achter beschermvrouw wordt vaak gebruikt en geeft het woord een klank die doet denken aan vroeger tijden, maar dient bovenal toch ook om de titel eerbiedwaardiger te laten klinken.
De kapitein is de leider van het gilde. Hij is dan ook degene die, als het gilde uittrekt, naast het gilde loopt en de zaak een beetje in het gareel moet houden. Om zijn functie duidelijk te maken, draagt hij daarbij de kapiteinspiek.
Keizer is de hoogste eer die iemand binnen het gilde kan behalen. Hij heeft namelijk drie maal het koningschieten gewonnen.
Koning is degene die de laatste keer het koningschieten heeft gewonnen. Hij heeft de eer de koningsvogel te mogen dragen en uit de koningsbeker te mogen drinken.
De onderkoning vervangt de koning.
De koning en de onderkoning dragen in ons gilde schilden van het gilde mee. Zij dragen daarvoor speciale vesten waarop de zilveren schilden zijn bevestigd.
Tamboer is degene die de tromstokken hanteert. Op de gildetrom slaat hij zijn marsen en begeleidt daarmee het gilde op haar weg.
De vaandrig of vaandeldrager draagt, zoals de naam al aangeeft, het hoofdvaandel. Dat is de algemene naam voor de grote vlag die vooraan in het gilde wordt meegedragen. Het is een hele eer die functie te mogen bekleden omdat hij degene is die de mensen als eerste zien als het gilde er aan komt.
BEROEPEN EN FUNCTIES VAN ONZE GILDEKONINGEN
1719 Hendrikus van Dijck
1729 Paulus Reijmakers, lakenkoopman
1738 Johannus van den Heuvel, fabrikeur
1743 Wilhelmus de Bruijn, fabrikeur, koopman en winkelier
1749 Josephus Nic. Verhoeven, fabrikeur en lakenkoopman
1754 Johannus Paulus Reijmakers, lakenkoopman
1759 Martinus Schenkels, slager
1764 Martinus Schenkels, slager
1764 Jan Kems, kuipenmaker
1777 Vriedus Peels, landbouwer
1791 Joost Adrianus van Gastel, landbouwer
1792 Johannus Jan Kemps, lakenkoopman
Of er in de tussenliggende jaren koningen geweest zijn weten we niet. Het waren in het algemeen nogal woelige jaren.
1808 Hubertus Princen, fabrikeur van laken
1812 Hubertus van den Heuvel, fabrikeur van laken en bierbrouwer
1821 Henricus Gregorius Princen, fabrikeur
1853 Francis van Riel, timmerman
1859 Hubertus van Gestel, metselaar
1863 Joshephus Bolsius, eigenaar van Brouwerij Cambrinus en bakker
1865 Peter Johannus Tyssens, bakker
1868 Pieter Heinrich Siepertz
1871 Wilhelmus van de Moosdijk, huisschilder en Zouaaf
1876 Johannus van Ummelen, lakenhandelaar
1880 Wilhelmus van de Moosdijk, huisschilder en Zouaaf
1882 Franz Xavier Hubert Jacobs, spin- en weefmeester
1885 Geraardus Verkerk, gasfitter
1891 Hermanus Marneff, meesterknecht
1896 H. van der Stappen, slager
1901 H. van der Velden, architect en bouwkundige
1907 Piet van der Velden, architect en bouwkundige
1921 A.N. Fleskens, burgemeester van Geldrop en Zesgehuchten
1925 J.H. Baron van Tuyll van Serooskerken, bewoner van het “Kasteel van Geldrop”. Beschermheer
1928 E. Verstappen, weefmeester
1936 W. van de Boom, schilder
1948 W.J. Verkerk, gasfitter
1952 M. Turken, hoofd van een lagere school
1956 J.J. van der Ven, autohandelaar
1960 W.J. Verkerk, gasfitter
1964 J.J.C. van der Ven, huisschilder
1967 P.W.J. van der Velden, architect
1970 P.W.J. van der Velden, architect
1971 Theo van de Wiel
1973 R. Goppel, meubelwinkelier
1976 G. Goppel, meubelwinkelier
1979 Jules van de Ven
1982 Ad van Bree, uitvoerder pijpleidingen
1985 Frits Crooijmans, hovenier
1988 Jan Verhoeven, laborant
1991 Rinus Verhoeven, bouwkundige en imker
1994 Frits Crooijmans, hovenier
1997 Jan Verhoeven, laborant
2000 Ad Arens, fijnmechanieker – vertegenwoordiger
2003 Ad Arens, fijnmechanieker – vertegenwoordiger
2006 Noud Jansen, elektrotechnieker
2009 Rinus Verhoeven, bouwkundige en imker
GILDEKEIZERS
1964 W.J. Verkerk
1982 J. van de Ven
2000 Fr. Crooijmans
8. CEREMONIËLE HANDELINGEN
Ceremonie bij het afleggen van de eed van trouw
De eed van trouw wordt jaarlijks afgelegd aan het wereldlijk en kerkelijk gezag en bij speciale gelegenheden, zoals bijvoorbeeld het inhalen van een nieuwe pastoor. De kapitein, of degene die het commando voert, zegt de volgende tekst: “Vaandrig ..(naam van de vaandrig).., hernieuw de eed van trouw aan .. (wat van toepassing is: het wereldlijk of kerkelijk gezag).. .
Ceremonie bij het huwelijk van een gildebroeder
Bijeenkomst bij de kerk. Door het gilde zal een erehaag met vendels gevormd worden links en rechts van de kerkdeuren. De kapitein opent de deur van de auto waar het paar in zit en begeleidt het paar naar het altaar c.q. zitplaats. Achter de familie sluit het gilde zich aan. Na het groeten met het vaandel vóór het altaar, worden de vendels in de daarvoor bestemde steunen achter het altaar geplaatst en één van de trommen vóór het altaar (voor het offeren). Het hoofdvaandel wordt rechts van het altaar geplaatst. De overige trommen worden bij het hoofdvaandel geplaatst. Bij het klaarmaken van de tafel wordt er geofferd op de trom. Een representatieve groep: koning, kapitein, vaandrig en een tamboer, stelt zich op vóór het altaar: dit alles onder leiding van de kapitein. Ze blijven staan tot na het Onze Vader. Na de dienst vertrekt eerst het gilde met de tamboers, vaandrig, vendeliers en de koning voorop en stellen zich weer links en rechts van de kerkingang op. De kapitein begeleidt het paar naar buiten voor het in ontvangst nemen van de vendelgroet, vóór de kerkdeuren. Is er geen dienst in de kerk dan kan aan het einde van een eventuele receptie een vendelhulde gebracht worden, waarbij de gildebroeders in het gelid blijven staan.
Ceremonie bij de uitvaart van een gildebroeder
Bij het bewijzen van de laatste eer aan een gildebroeder, zijn de gildebroeders op een zinvolle manier betrokken. Het behoort tot hun taak een overleden gildebroeder naar diens laatste rustplaats te brengen. Iedere gildebroeder heeft hier recht op. Uiteraard moet de naaste familie hiermee instemmen. Het vaandel en het koningszilver bedekken de kist. Deze worden er vóór de uitvaart opgelegd bij de kerk. Ze worden er pas afgenomen op het ogenblik dat de overledene in het graf neerdaalt: zolang het licht schijnt op de nog niet in de aarde neergedaalde kist, zal het ook schijnen op de zilverschat. Op deze laatste tocht worden de vendels en trommen omfloerst meegedragen, ze zijn bijvoorbeeld door zwarte tule omhuld. Wanneer de kist door de gildebroeders boven het graf is geplaatst, het vendel en het koningszilver verwijderd, dan wordt deze onder het zacht roeren van de trom neergelaten. Nadat door de priester de absoute is verricht, treedt de vaandrig naar voren, om boven het graf, in een reeks van slagen zijn afscheidsgroet te vendelen. Dan laat hij het vaandel in het graf zakken, totdat de punt van de stok de kist raakt. Hij zal het vaandel enkele ogenblikken op de kist laten rusten. In gildetermen kan men zeggen dat het vaandel dood is. Daarna zal de vaandrig het vaandel langzaam laten opkomen, om het vervolgens naast de voet te plaatsen. Gedurende deze afscheidsgroet staat de koning en/of keizer van het gilde aan het hoofdeinde van het graf; deze is inmiddels weer omhangen met het koningszilver. Bij al deze vaandelhandelingen heeft de tamboer de trom zacht geroerd. De daad van de vendelier is daarom zo treffend, omdat hij wanneer hij het vaandel zwaait, dit steeds doet als groet. Hij heeft door zijn handelingen, namens het Sint Catharina en Barbara Gilde Geldrop, van een overleden gildebroeder groetend afscheid genomen. Op deze wijze heeft hij de overledene het mooiste meegegeven, wat het gilde hem nog kon schenken. Uiteraard gebeurt een en ander na overleg met de naaste familie.
Ceremonie bij de crematie van een gildebroeder
Bij een crematie wordt een oud, of een niet meer gebruikt vaandel, voor het betreden van de zaal over de kist gelegd waarop het persoonlijk draagschild van de overleden gildebroeder komt te liggen. Tijdens de dienst zitten de gildebroeders op de voorste rijen in de zaal. Nadat de priester de absoute heeft verricht, scharen de gildebroeders zich om de kist met aan het hoofdeind de koning en/of de keizer en vóór de kist de vaandrig. De tamboer staat opzij. De vaandrig maakt zich gereed om de laatste groet te brengen; hij maakt boven de kist een reeks van slagen als zijn afscheidsgroet. Dan laat hij de punt van zijn vaandel enkele ogenblikken op de kist rusten waarna hij het vaandel langzaam laat opkomen en naast zijn voet plaatst. Bij al deze vaandelhandelingen heeft de tamboer langzaam de trom geroerd.
Ceremonie bij het koningschieten
Eén keer in de drie jaar staat er op kermiszondag iets bijzonders te gebeuren: de gildebroeders gaan strijden om het koningschap. Er wordt geschoten op een op de schutsboom geplaatste koningsvogel.
Waarom eigenlijk op een vogel en niet op een bloem, een pop of een doelschijf? Het “naar de vogel schieten” is van heel ouds een algemeen dorpsvermaak, vooral op voorjaars- en meifeesten. Het pijpjesschieten om papieren roosjes op kermissen is nog een restant er van. De Romeinse dichter Vergilius beschrijft het schieten op een levende duif op een scheepsmast al in een gedicht. Ook de Ilias van Homerus beschrijft het zelfde spel. De Ouden schoten zowel bij vreugde- als bij lijkspelen hoog naar een duif. Bij de lijkfeesten werd de afgeschoten duif gezien als de onder de levenden terugkerende ziel van de overledene.
De koningsvogel mag ook niet door een deelnemer aan het koningschieten worden vervaardigd. Er wordt geschoten met een geweer. Wanneer men in optocht naar de kerk gaat wordt op deze dag de koningsvogel meegedragen. In de dienst wordt de vogel gezegend. Op het feestelijk versierde gildeterrein worden de eretekenen van de koning onder de schutsboom opgehangen. Vervolgens plaatst de hoofdman de vogel op de schutsboom. Door de wereldlijke en/of geestelijke overheid worden de ereschoten gelost. Dan lost de hoofdman het eerste schot en daarna heeft de aftredende koning het recht om het volgende schot te lossen. De overige gildebroeders schieten in volgorde na loting. Degene die het laatste stukje heeft afgeschoten, is de nieuwe koning. Hierna wordt op de puist geschoten voor het onderkoningschap.
Indien de strijd om het koningschap niet vóór zonsondergang is gestreden, zal de volgende dag verder geschoten worden. De vogel moet dan bewaakt worden (dit kan ook elektrisch).
Als men koning schiet is men verplicht de functie te aanvaarden. De nieuwe koning laat dit blijken uit het beantwoorden van de vraag “Aanvaardt U deze functie?” Hij legt de rechterhand aan de vlag. Hij mag eenmalig, na zich gereinigd te hebben (gesymboliseerd door de handwassing), over het vaandel gaan. Met het gaan over het vaandel toont het gilde dat men hem accepteert als koning en dat hij het koningschap én de gildebroeders accepteert. Daarna wordt hij met zijn waardigheidstekenen bekleed. Ook de onderkoning wordt hierna geïnstalleerd en van zijn eretekenen voorzien.
Na afloop van zijn koningschap, dit is wanneer hij terugtreedt bij het eerstvolgende koningschieten, dient hij het gilde een zilveren schild aan te bieden van minimaal 100 gram zilver. Het is traditie dat hij op dit schild zijn beroep en/of zijn verbondenheid met het gilde uitbeeldt.
9. ACTIVITEITEN
Trommen
De trom en het trommen zijn al heel oud. Trommen heeft een dubbele functie . Men kan er feesten en andere gebeurtenissen mee opluisteren. Maar trommen heeft ook een signaalfunctie: in een strijd van een leger bijvoorbeeld om de eigen manschappen aan te moedigen én om er signalen mee te geven: “Terugtrekken” of “Aanvallen”.
Bij de schuttersgilden was er oorspronkelijk sprake van één trom per gilde. Die tamboer had zo’n belangrijke functie dat hij door de “overheid”, de regenten of de kasteelheer werd betaald. Later betaalden de gilden nog lange tijd zelf de tamboer en werd hij ook belast met de communicatie. Zo ging de tamboer van het gilde allerlei gebeurtenissen, zoals de kermis en de begrafenis van een gildebroeder, in de omgeving aankondigen. Daar werd hij dan voor betaald en het geld vloeide weer terug in de clubkas.
De tamboer gaf en geeft voor het gilde het tempo aan bij het uitrukken en bij het vendelen. En hij sloeg bij het koningschieten een roffel bij elk raak schot. Ook behoorde het tot de taak van de tamboer om de koning en de hoofdman van huis op te halen. In onze tijd zijn er nog steeds tamboers bij een gilde. Ze begeleiden de vendeliers en geven het looptempo aan bij het uitrukken. De tamboers van een gilde mogen in de kerk bij de opluistering van kerkelijke plechtigheden de trom slaan in de kerk. Voor de aanwezigen in de kerk klinkt dat heel indrukwekkend.
De tamboers van een gilde kunnen deelnemen aan onderlinge gildewedstrijden. Dit motiveert om goed te oefenen: dus om meer vaardigheden als tamboer te krijgen.
Vendelen
Het vendelen is een van de mooiste culturele uitingen van de Brabantse gilden. Het vendelen is al zeer oud. Het was al in gebruik bij de oude Germaanse gilden in de voorchristelijke tijd. Zo werd er bijvoorbeeld gevendeld om een goede oogst af te smeken van de goden.
In vroeger tijden werd er gevendeld met het officiële gildevaan. Het was een bijzondere eer vaandrig te zijn. Het ambt van vaandrig werd bij vele gilden voor vele jaren of zelfs voor het leven gepacht. Er zaten bijzondere voorrechten aan verbonden. Op het hoofdvaandel zijn de eretekens (patroonheiligen) en de kleuren van het gilde verwerkt. De vlaggenstok heeft een lengte van 2,70 meter en de bol onderaan de stok weegt drie kilo. Vooral door het groepsvendelen zijn aparte zwaaivendels ontstaan die aan bepaalde eisen moeten voldoen. Het totale gewicht is ongeveer elf pond: het vendelen is heus geen licht karweitje. Het vergt veel oefening en behendigheid van de vendelier. Het vraagt concentratie ten aanzien van de vormen en slagen, die ieder hun eigen betekenis hebben. Van pols- , arm- en beenspieren vereist het ook nogal wat en natuurlijk van het evenwicht.
Het vendelen is de kunst het vendel zwaaiende te houden volgens bepaalde voorschriften en tradities. Men is gebonden aan een bepaald ritme en systeem. Zo mag het vendel de grond noch lichaam raken: want het moet rein blijven. Met het vendelen wordt immers een Koninklijke eer en eerbied uitgedrukt. Er wordt alleen gevendeld voor God, Koningin en Vaderland of voor hun vertegenwoordigers, zoals wereldlijke en geestelijke overheid. En natuurlijk voor de eigen gildekoning.
Het geheel wordt weergegeven in het vendelgebed: het gebed van de vendelier tot God aan wie hij hulp vraagt voor de strijd van Sint Joris met de draak, voor de strijd van het Goede met het Kwade, voor de strijd ook van het goede in hem met het kwade in hem. Met Gods hulp komt hij dan uit deze strijd als overwinnaar tevoorschijn.
Schieten
Of en hoe de oude Germaanse en Scandinavische gilden bewapend waren, weten we niet. Wél weten we dat de latere schuttersgilden uit de aard van de door hen aanvaarde taak bewapend waren. Zij moesten immers zorgen voor orde, vrede en veiligheid in hun gebied. Ordehandhaving en verdediging hoorden daarbij. Gilden waren bewapend met de wapenen die in hun tijd voorhanden waren. Met kruisboog of handboog en voetboog en later met het geweer.
Het Sint Catharina en Barbara Gilde Geldrop schiet met het geweer. Vroeger met een zwaar kaliber geweer van 18 mm. Daarna is men overgeschakeld naar een flobertgeweer van 6 mm. Dat schieten met oude geweren van zwaar kaliber is nog niet zó lang geleden. Zo is bekend dat de heer Van der Linden in zijn tijd (de veertiger jaren in de vorige eeuw), in het gilde verantwoordelijk was voor de geweren. Bij het schieten laadde hij die zelf met kruit. Er wordt geschoten op “de puist” = een blok hout. Bij het koningschieten is dat een mooi beschilderde vogel.
En men schiet “op de wip” = een metalen schijfje dat dezelfde diameter heeft als de buis waarop het rust. Dat is de moeilijkste figuur. Het metalen schijfje kan ook iets groter zijn dan de buis waarop het rust: dat is dan iets gemakkelijker te schieten. Dit metalen schijfje moet van de buis, waarop het rust, afgeschoten worden.
Ter bescherming van het milieu wordt tegenwoordig met kogelvangers gewerkt bij het schieten. Ook moet men tegenwoordig een schietlicentie hebben.
10. EVENEMENTEN
Eerste zondag
Iedere eerste zondag van de maand komen de gildebroeders en –zusters bij elkaar, in broederschap en gezelligheid. We schieten met het geweer alsook met de buks. Door een aantal gildebroeders wordt een kaartje gelegd, waarbij het rikken en het katten favoriet zijn. We drinken wat en nuttigen een hapje. Soms barst er een van onze favoriete liederen los. Kortom, gewoon een heel gezellig samen zijn.
Kringgildedag
Een kringgildedag is een feestelijke wedstrijddag voor gilden waarbij de gildebroeders en gildezusters hun vaardigheden tonen bij de schietwedstrijden, het vendelen, het standaardrijden, bazuinblazen en trommen. Dit zowel groepsgewijs als individueel. Deze kringgildedagen bieden de gildebroeders ook de mogelijkheid elkaar te ontmoeten in een gezellige en feestelijke sfeer. Voor buitenstaanders is een kringgildedag een feestelijk en kleurrijk schouwspel, waarbij het afleggen van de eed van trouw aan de wereldlijke overheid en de massale opmars van alle aanwezige gilden een indrukwekkend gebeuren is.
Vroeger kwamen de gilden, vrij willekeurig uit een omliggend gebied, naar een kringgildedag. De indeling van de gilden in kringen is pas ongeveer 50 jaar oud. Vooral de voorbereiding op de wedstrijddagen vormde in vroeger tijden een goede oefening in schietvaardigheid van de gildebroeders. Er werd geschoten met kruisboog, hand- en voetboog en met geweer. De gilden hadden toen immers de opdracht te zorgen voor orde, vrede en veiligheid in hun gebied. Ook het trommen en bazuinblazen waren belangrijke hulpmiddelen bij het uitvoeren van deze taak. Beide hadden immers een belangrijke signaalfunctie. Het vendelen is al een veel ouder gebruik dan bovengenoemde bezigheden, hoewel het later ook een signaalfunctie had. In de Germaanse tijd werd het vendelen gebruikt om zegeningen van de goden af te smeken, bijvoorbeeld een goede oogst. De huidige kringgildedagen zijn een voortzetting van de onderlinge gildewedstrijden van weleer en bieden de gildebroeders volop gelegenheid oude gebruiken in ere te houden. Het Sint Catharina en Barbara Gilde Geldrop heeft sinds ruim honderd jaar in 2001 weer een kringgildedag georganiseerd.
Ledenvergaderingen
Alle vergaderingen worden geopend met gebed. De algemene ledenvergadering wordt vóór 1 juli van elk kalenderjaar gehouden. Op deze vergadering wordt door de overheid verantwoording afgelegd over de gebeurtenissen van het gilde in het afgelopen jaar. Er is inzage in inkomsten en uitgaven; er wordt beslist over toelating en uitzetting van leden; de begroting wordt vastgesteld en de leden van de overheid worden of herkozen of gekozen.
De najaarsledenvergadering is bedoeld om de leden van de gang van zaken op de hoogte te houden. De vergadering wordt ieder jaar vóór de naamdag gehouden.
Buitengewone algemene ledenvergaderingen kunnen telkens worden gehouden wanneer de overheid het nodig acht.
Dodenherdenking 4 mei
In groot uniform neemt het gilde eerst deel aan de herdenkingsbijeenkomst in de kerk en daarna trekt het gilde mee naar het Engels kerkhof in Mierlo voor de gezamenlijke herdenking voor de bevolking van Geldrop-Mierlo.
Bedevaart Handel
Al jarenlang verleent het Sint Catharina en Barbara Gilde Geldrop haar medewerking aan de bedevaart naar Handel. De gildebroeders dragen dan het groot uniform: jacket, draagschild, zwarte hoge hoed, sjerp, eventueel aangevuld met een witte sjaal. Op zondagmorgen verzamelt het gilde in Handel en loopt in processie met de celebrerende priesters het processiepark binnen. De bedevaart vindt plaats in het laatste weekend van juni.
Varken schieten
Om beurten organiseren het Sint Catharina en Barbara Gilde Geldrop en het Sint Joris Gilde uit Zesgehuchten het varken schieten. Van te voren kan men “lootjes” kopen en tijdens een gezellige middag wordt er gestreden om een stukske van het varken.
Wisselschild schieten
Met de vier gildes van Geldrop-Mierlo wordt jaarlijks geschoten voor een wisselschild. Het Sint Catharina en Barbara Gilde uit Mierlo, Het Sint Catharina en Barbara Gilde Geldrop, het Sint Sebastiaan Gilde uit Mierlo en het Sint Joris Gilde uit Geldrop kampen in een plezierige wedstrijd om de hoogste eer.
Sint Jansgilde uit Soerendonk
Ook met het Sint Jansgilde uit Soerendonk wordt jaarlijks een gezellige middag georganiseerd. Met gezonde rivaliteit wordt gestreden voor de hoogste eer. De ontmoeting vindt afwisselend in Geldrop en Soerendonk plaats.
Verhuizingen
Een paar keer is binnen het gilde een echtpaar verhuisd met de platte kar. De gildebroeders en – zusters waren gekleed in Brabantse klederdracht. Brandewijn, kaas en roggebrood met zult hoorden er uiteraard bij.
Evenementencommissie
Binnen het gilde is een evenementencommissie bestaande uit drie dames en drie heren. Deze commissie bereidt jaarlijks extra activiteiten voor zoals een wandeltocht, een fietstocht, een uitstapje met een cultureel karakter, schieten bij een ander gilde, het maken van kerststukjes en het houden van een kerstviering.
11. TRADITIES
De kermis
De kermisdagen zijn de hoogtijdagen bij het gilde. Op zaterdagavond verzamelt het gilde in het oude clubhuis café Van Leeuwen. Men trekt naar de schutsboom en loopt er met het voltallige gilde driemaal omheen: het zogenaamde “vrijen”. Een oud gebruik dat in de Germaanse tijd al in zwang was bij de gilden en bedoeld was om gunsten van de goden af te smeken.
Daarna trekt het gilde naar het clubhuis naast manege Meulendijks en ook daar loopt men driemaal rond de boom. Nieuwe gildebroeders die zich aangemeld hebben worden, na een jaar aspirant-schap, op zaterdagavond gedoopt. Ze moeten eerst zeven stuivers offeren op de trom en de eed afleggen met een hand aan het vaandel. Daarna worden ze met bier gedoopt. Uiteraard volgt er daarna een feestavond.
De laatste jaren is het traditie geworden dat het gilde haar medewerking verleent aan de kermismis die opgedragen wordt in de tent van de autoscooters.
Vroeger was de kermismis op maandagmorgen. Deze traditie is weer in ere hersteld. Vanuit café Van Leeuwen trekt het gilde naar de pastorie om de pastoor en zijn assistenten op te halen voor het vieren van de Eucharistie. Na de dienst volgt het vendelen voor de geestelijke overheid. Daarna trekt het gilde naar het gemeentehuis om een vendelgroet te brengen aan het wereldlijk gezag.
‘s Middags komt men weer bij elkaar om gezamenlijk “de rondgang” te gaan doen, een bezoek aan verschillende horecagelegenheden in het dorp.
Dinsdag en woensdag worden doorgebracht bij de gildehoek met schietwedstrijden en natuurlijk een hapje en een drankje. Woensdagavond om zes uur wordt de kermis afgesloten bij de gildehoek en om zeven uur bij de schutsboom aan het Bogardeind.
12. TIENUSKE TROM
Jarenlang, het precieze aantal weten we niet, was het Martienus van den Heuvel uit Klein Braakhuizen die de kermis in Geldrop kwam in- en uittrommen. Hij kreeg bekendheid als “Tienuske Trom”. Een erebaantje.
In 1955 maakte Peter Haans een lied over de schut waarin ook Tienuske Trom wordt vernoemd. Harrie Foole zette het lied: “De kermis en de schut” op muziek.
Het refrein luidde:
As Tienuske tromt van ’t jaor, dan ist wir vur mekaor
Dór hedde de schut, dór hedde de schut
De man ’n sigaar
’t Werrek is gedaon, zeg blijft er toch nie staon
Allee kom op jong, allemaol, gaon we ‘r achteraon.
Ook in enkele coupletten van het lied wordt Tienuske genoemd.
Ook in het volgende lied wordt melding van hem gemaakt:
Dór hedde de schut, dór hedde de schut,
Dór hedde verdomme de schut.
Ze zen wir zat, ze zen wir zat,
Ze hebben al wir te veul gehad.
Dór hedde de trom, dór hedde de trom,
Dór hedde ge Tienuske trom.
Hij is wir zat, hij is wir zat,
Hij hed al wir te veul gehad.
Op een foto van het gilde uit 1901 poseert Tienuske trots met zijn trom.
13. HUIDIGE SOCIALE STATUS
Het credo: “Wij staan voor de zwakken in de maatschappij” zal meer dan in de voorgaande jaren, gestalte moeten krijgen. Wij zullen eigenbelang ondergeschikt moeten maken door voor de minderen in onze omgeving op te komen. Hulp bieden waar het nodig is, zit in het woord broederschap verborgen. Het gildewezen zou haar dienstbaarheid aan de maatschappij uit moeten dragen. De tegenwoordige gilden zijn zoekend naar nuttig maatschappelijk opereren. Ondertussen blijven zij zorg dragen voor de onderlinge band. Daarnaast vervullen de gilden een rol bij openbare feesten en officiële gebeurtenissen.
Wat doen gildebroeders en -zusters zoal voor de gemeenschap?
- Er zijn gildebroeders die elke dag in de weer zijn om Geldrop schoon te houden.
- Er zijn gildebroeders die zich dagelijks inzetten voor hen die hulp nodig hebben in welke vorm dan ook (verzorgingshuizen).
- Er is een aantal gildebroeders dat zich inzet voor de voedselbank.
- Er zijn gildebroeders die als acoliet regelmatig kerkdiensten begeleiden.
- Er zijn gildebroeders die assisteren bij een uitvaart op kerkhof “Het Zand”.
- Er zijn gildebroeders die al jaren bezig zijn met het organiseren van tentoonstellingen over mensen of zaken betrekking hebbende op Geldrop. Ze hebben naast deze tentoonstellingen ook elke keer een boekje uitgegeven om de gebeurtenissen voor ons nageslacht vast te leggen.
- Het gilde is aanwezig bij het openen van de kermis in Geldrop.
- Samen met de parochie viert het gilde al jarenlang de kermismis in de kermisattractie van de autoscooters.
- Regelmatig is het gilde aanwezig bij belangrijke gebeurtenissen in Geldrop, denk bijv. aan het inhalen van Pieter van de Hoogenband.
- Een aantal gildebroeders is wekelijks bezig alle gildeactiviteiten betreffende de kring Kempenland te archiveren.
- Een aantal gildebroeders en -zusters zet zich in voor de stichting Leergeld.
- Een aantal gildezusters zet zich in voor inzamelingen, waarvan de opbrengsten voor de missie bestemd zijn.
- Een aantal gildebroeders en -zusters zet zich in voor de Vincentiusvereniging.
- Een aantal gildebroeders is behulpzaam bij verhuizingen.
- Meerdere gildebroeders en -zusters nemen deel aan de voettocht en processie in Handel.
- Bij de dodenherdenking op 4 mei zijn onze gildebroeders aanwezig.
- Een gildebroeder ontving als één van de eerste drie de Brabant Bokaal, een onderscheiding van het Prins Bernhard Cultuurfonds Noord Brabant, die wordt toegekend aan personen die zich als vrijwilliger op bijzondere wijze inzetten voor Brabantse cultuur en natuur.
- Bij de officiële ingebruikname van het totaalproject zal aan alle inwoners van Overburght een boekje worden overhandigd waarin geschiedenis en het hedendaagse van het gilde zijn opgenomen. Ook de plaatselijk gevonden bodemschatten staan daar in. Hierbij is een aantal gildebroeders en -zusters al enige tijd betrokken.
14. WAT IS WAT IN VOGELVLUCHT
Hieronder vindt u een lijst met woorden die worden gebruikt en hun betekenis. De lijst is misschien niet compleet, het is slechts een opsomming van vaak gehoorde woorden.
Beëdigen Ceremonie, waarbij een gildebroeder trouw belooft aan het gilde
Beschermvrouwe Dame die meer op heeft met het gilde dan de gemiddelde donateur
CatharinaVenster Contactblad van het gilde
Deken hoofdman Voorzitter
Deken schatbewaarder Beheerder van de financiën
Deken schrijver Degene die alles op papier bijhoudt
Deken wapenbeheerder Beheerder van de wapens
Eed van trouw Eed, die wordt afgelegd voor God, Koningin en Vaderland
Gildebroeder Gedoopt mannelijk gildelid
Gildehuis Plaats waar gildeleden samenkomen
Gildetrom Trom van ongeveer 40 cm. hoog met het typische geluid waar de gilden aan worden herkend
Gildezuster Partner van een gildebroeder
Hoofdvaandel Vlag die vooraan in de optocht wordt meegedragen
Kapitein Leider van het gilde
Keizer Gildebroeder die drie maal het koningschieten heeft gewonnen
Kogelvanger Metalen bak waarmee bij het geweerschieten het lood wordt opgevangen om zo het milieu te sparen
Koning Winnaar van het laatste koningschieten
Koningin Partner van de koning
Koningsbeker Zilveren beker waaruit in principe alleen de koning mag drinken
Koningsschild Zilveren schild dat door een koning aan het gilde wordt geschonken
Koningsvest Speciaal zilvervest met daarop de koningsvogel en de koningsschilden
Koningsvogel Zilveren vogel waaraan men de koning kan herkennen
Mars Muziekstuk gespeeld op een trom, dat het tempo aangeeft waarop het gilde gaat
Onderkoning Vervangt de koning
Onderzwaaien Ceremonie, waarbij een gildebroeder trouw belooft aan het gilde
Oplegpaal Stalen paal waarop men tijdens het schieten het geweer kan laten steunen
Overheid Bestuur
Puistschieten Schietdiscipline waarbij net zolang op een houten blok wordt geschoten tot het laatste stukje ervan naar beneden valt. Ook wel vogelschieten genoemd
Schutsboom Hoge paal waarop een te raken doel is bevestigd
Tamboer Hanteert de tromstokken
Vaandrig Drager van het hoofdvaandel
Vendel Vendeliersvlag
Vendelgebed Geheel van opeenvolgende slagen met het vendel
Vogel Houten voorwerp in de vorm van een vogel dat bij het koningschieten wordt beschoten tot het laatste stukje naar beneden valt
Vrijen van de boom Ritueel voorafgaan aan het koningschieten waarbij het gilde driemaal rond de schutsboom loopt om het koningschap vrij (open) te stellen
Vrije hand Discipline bij het schieten waarbij de oplegpaal niet gebruikt mag worden. Er wordt dus uit de ‘vrije hand’ geschoten
Wip Metalen plaatje dat van de schutsboom moet worden geschoten
Wipschieten Schietdiscipline waarbij men op metalen plaatjes schiet
Zilverdrager Iemand die een zilvervest aan heeft
Zilvervest Vest waarop zilveren schilden zijn bevestigd
BIJLAGE
15. BODEMVONDSTEN
De Burght in Geldrop
Jan Broertjes
Inleiding
Houthandel Deelen aan het Burghtstraatje is verdwenen en op deze locatie worden een groot aantal woningen gebouwd. Dit was aanleiding om op deze historische plaats archeologisch onderzoek te verrichten naar de Burght die daar gestaan moest hebben.
Historie
Geldrop had in de veertiende eeuw twee versterkte huizen, De Burght en Het Kasteel. Daar waren de eerste heren van Geldrop gehuisvest. Ten noorden van het dorp lag aan de Kleine Dommel het huis van Jan, de Heer van Geldrop, dat we verder in deze tekst aan zullen duiden als het Kasteel. Ten zuiden van het dorp lag De Burght of die Borch. De Burght bevond zich ongeveer op het einde van het huidige Burghtstraatje. Vermoedelijk was de Burght het oudste kasteel van Geldrop. Het grondgebied van de Burght grensde aan een dode tak van de rivier de Kleine Dommel. Vanuit de Kleine Heuvel liep een weg langs het goed Ten Bogaarde als een dijk naar de Burght. Het complex was met grachten en palissaden omgeven. Het bestond uit een poortgebouw, bijgebouwen en een zogenoemd hooghuis. Dit hooghuis, een uit twee verdiepingen bestaand woongedeelte, was eveneens van een gracht voorzien. Rondom de Burght lagen enkele landerijen, die in het oosten grensden aan een oude tak van de Dommel, die in de 17de eeuw verzandde. Tot 1393 woonde daar Hendrik van Geldrop, een bastaardzoon van Jan, de Heer van Geldrop en kanunnik te Oirschot. Hendrik van Geldrop was verwant aan de heren van Geldrop. Deze heer van “Gheldorp” was tevens pastoor. De Burght heeft hij vermoedelijk gekregen van zijn vader. De Burght werd in 1461 verkocht door Bernt van Geldrop. Het goed werd omschreven als een huis, hofstad en hof met landen, beemden, weiden en dijken en grachten, “geheten die Borch”.
Uitsnede van kaartblad 1691 uit de Grote Historische Atlas van Noord-Brabant. Binnen de cirkel zijn de resten van De Burght aangegeven.
De oudst bekende akte over het slotje de Burght oftewel die Borch te Geldrop stamt uit 1394 en komt uit het Bosch’ Protocol. Hierin lezen we:
“Heer Henrick van Gheldorp, kanunnik te Oerscot, verkoopt aan Aecht, vrouw van Zegher Janss. van Gheldorp, de woning (of ’t slotje) genaamd die Borch, hof, akker, twee strepen land, de Wyerbeemt en andere erven in de parochie van Gheldorp tussen Goyart Gobbens s. en Wauter van Berze en strekkende van die Aa tot Aleyt Braechusen. Dit goed is vrij van cijns, bede en scattinge van de heer Van Gheldorp”.
In 1670 wordt over de Burght bericht:
“Tot Geldrop aen de suyde syde heeft noch gheweest een fray viercant slootken oft weenhuys rontom int water ende playsant ghelegen met dreven ende hoven dan is nu geheel vervallen, waer eertijdts ghewoont hebben Heeren Hendrik van Geldrop ende seger van Geldrop, persoonen van Geldrop eer het personaet was aen het duyts ordre, is daer naer door de Heeren van Geldrop die dat toequamen ghegheven aan particuliere”.
Het landgoed was in de 16de en 17de eeuw in handen van de families Pompen en Bluijssen.
In de jaren 40 van de vorige eeuw waren op het terrein nog muurresten te zien. Nu is er van de Burght bovengronds niets meer bewaard gebleven. De Burght was vermoedelijk ouder dan het kasteel in Geldrop.
Op de kadasterkaart van Geldrop uit 1832 kunnen we nog iets terugvinden van de Burght, maar op een kaart uit 1873 is dit niet meer het geval. Echter op kaart 691 van de Grote Historische Atlas van Noord-Brabant, verkend in 1897, zijn op de locatie van De Burght nog wel enkele resten van bebouwing te zien.
Archeologisch onderzoek
Na een booronderzoek op het terrein, waarin geen aanwijzingen werden gevonden van archeologische resten, werd het terrein vrijgegeven voor bebouwing. Omdat dit onderzoek volgens de Werkgroep Archeologie van de Heemkundekring onvoldoende was, werd op haar aandringen een nieuw onderzoek gestart. Dit resulteerde in een eerste onderzoek door middel van een tweetal proefsleuven. In deze proefsleuven is de buitengracht, waarvan de breedte ongeveer 5,5 m. bedraagt, twee keer aangesneden en mogelijk ook de binnengracht een keer. De breedte van de binnengracht is mogelijk ongeveer 4 m.. In de binnenzijde van de gracht zijn de resten van een houten beschoeiing aangetroffen in de vorm van planken en palen. Er werden ook resten van een leren schoen gevonden.
De werkputten met de sporen, de aanduidingen van de gedocumenteerde profielen en het vermoedelijke verloop van de buiten- en binnengracht. Kaart: B. Schomaker.
In een van de werkputten werden twee uitbraaksleufjes gevonden, dat wil zeggen hier is een fundering weggehaald die mogelijk te maken had met de Burght zelf. In de vulling werd het oudste scherfje aardewerk gevonden van een kogelpot uit de 13de tot de eerste helft van de 16de eeuw. Bovenop de dichtgestorte grachten werden twee muurresten aangetroffen. Gezien de ligging op de vulling zullen ze niet horen bij het laatmiddeleeuwse terrein. Ook kwamen er greppelsporen te voorschijn waarin paalkuilen waren te zien. Mogelijk gaat het hier om palen van een omheining. Later is er nog een archeologisch veldonderzoek geweest. Dit onderzoek heeft door onvoldoende mogelijkheden en kwalitatief werk ver onder de maat weinig meer opgeleverd. Het systeem van grachten is niet duidelijk geworden. Er werd een stuwtje gevonden dat mogelijk de waterstand moest regelen. Aan de noordzijde zijn funderingsresten aangetroffen met daarbij slakken. Dit zou kunnen wijzen op een ketelhuis(je). Duidelijkheid over de Burght is niet verkregen. Bij het keramisch materiaal gaat het om bouwmaterialen, pijpaarden voorwerpen en aardewerk. Het zijn allemaal fragmenten. Het roodbakkend aardewerk is afkomstig van borden, pispotten, schotels, papkommen en potten. De datering ligt in de 15de en 17de eeuw en de 18de en 19de eeuw. Ook steengoed is kwantitatief goed aanwezig, en afkomstig van kannen en potten die geproduceerd zijn in Langerwehe, Aken en Raeren. De datering ligt ongeveer in de 17de eeuw. Fragmenten van mineraalwaterflessen uit Westerwald en grote voorraadpotten uit Langerwehe zijn wat jonger en wel uit de 18de en/of 19de eeuw. Wit aardewerk is afkomstig van een bord, een kop, een pispot, een schotel en een sleef. De schotel en de kop hebben een blauwe decoratie. Een scherf is afkomstig van een polychroom versierd faience bord uit de 18de eeuw. Een eerder genoemde scherf is een randfragment van een reducerend gebakken, gedraaide kogelpot met ribbels op de schouder. Deze is vermoedelijk geproduceerd in ’s-Hertogenbosch en dateert uit de 13de tot en met de eerste helft van de 16de eeuw. Dit is het enige fragment dat een relatie moet hebben met het middeleeuwse kasteel de Burght. Voorts werden er jongere fragmenten gevonden van bouwmaterialen, zoals resten van dakpannen, een vloertegel en een complete baksteen, een zogeheten ‘drieling’ van roodbakkende klei met de maten 22 x 11 x 5 cm. die dateert uit de 17de eeuw. Er werden tevens twee pijpenstelen gevonden, waarvan een met een steelring-radering en gravering in de lengterichting. De andere betreft een vrij dikke steel met een ruitvormig merk met waarschijnlijk vier Franse lelies, waarvan er twee zichtbaar zijn, die dateren uit de 17de eeuw. De gevonden metaalresten, zijn vooral afkomstig van bouw- en constructiemateriaal. Het gaat om vierkante en ronde spijkers. Enkele andere metaalvondsten zijn twee munten. De een is een koperen oord van de Spaanse koning Philips IV (1621-1665) uit Vlaanderen. Op de voorzijde staat een gekroond vuurijzer met daaromheen een drietal wapenschilden, respectievelijk van Oostenrijk (faas), Vlaanderen (leeuw) en Bourgondië (dwarsstrepen). In de randtekst staat PHIL.IIII. D:G.HISP.ET.INDIAR.REX. Dat is de Latijnse afkorting voor ‘Philips IV, bij Gods gratie koning van Spanje en de Indië’. De andere kant van de munt laat een gekroond wapenschild zien, dat elf facetten bevat. Elk facet representeert een landstreek. Het jaartal 1643 is in twee delen aan weerszijden van het wapenschild afgebeeld. Rondom het schild staat: ARCH.AVS.DVX.BVRG.ET.FLAN.C of een variatie hierop weergegeven. Dit opschrift is een vervolg van dat aan de andere kant en staat voor ‘aartshertog van Oostenrijk, hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen’, alle functies die Philips IV bekleedde.
Muntgewicht van een gouden leeuw (Antwerpen), Duitse 17de-eeuwse munt (aartsbisdom Keulen of Bisdom Hildesheim?) en een oord van Philips IV van Vlaanderen uit 1643. Foto: L. de Jong.
De tweede munt is sterk versleten, alleen het wapenschild aan de voorkant is leesbaar. Het gaat hier om een koperen Duitse munt uit de 17de eeuw, mogelijk van het aartsbisdom Keulen of bisdom Hildesheim. Een andere metaalvondst is een vrij uniek muntgewicht van geelkoper. Aan de voorzijde staat het munttype: een gestileerde leeuw, omgeven door het opschrift: GOVDEN.LIE.AV. Het muntgewicht was bestemd voor de gouden leeuw, een Vlaams munttype. Op de andere kant staat doorgaans het merkteken van de maker of de stad waaruit deze afkomstig is. Dit exemplaar is echter sterk gecorrodeerd. Een paar vingers van een hand zijn nog waarneembaar met daarnaast de hoofdletter A. Dit moet het wapenmerk van de Antwerpse muntgewichtmakers zijn.
Bronnen:
Henriëtte Verhees-Wouters ‘De geschiedenis van Kasteel Geldrop en zijn bewoners/eigenaren’ in Heemkronyk, jrg. 36 (1997), nr. 2/3; herziene uitgave’, herziene uitgave 2002
Jean Coenen, Leende, geschiedenis van een dorp met een ondernemende bevolking, 1997
ARC, Een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van proefsleuven op het voormalig kasteelterrein ‘De Burght’ te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo (N.Br.), ARC-Publicaties 164, Groningen 2006
Evaluatieverslag en uitwerkingsplan De Burght (concept), Grontmij 2010
De brochure werd mede mogelijk gemaakt met medewerking van drukkerij Gesta en Rabobank Dommelstreek